Typering van Nederlandse eendenkooien
Eendenkooien worden getypeerd naar:
• aanleg
• gebruik
• ligging
• vangstgebied
• vangperiode
• kooiopbouw
• functie
Volgens de ontstaanswijze
Kooien zijn vaak aangelegd in terreinen die minder of niet geschikt waren voor landbouw. Bij de aanleg is dan ook geregeld de natuurlijke omgeving benut en dat is de reden waarom de vorm van de kooiplas, het aantal kooiplassen en het aantal vangpijpen verschilt. Er zijn bijvoorbeeld wielkooien, kreekkooien, duinkooien en veenkooien. In Overijssel werden kooien aangelegd op de door veenafgravingen ontstane plassen. Deze hebben vaak meerdere kooiplassen en grote kooibossen van wel 10 tot 35 ha. In het rivierengebied of aan de kust damde de kooiker een kreek af om zo een (aparte) plas te maken die men dan inrichtte als kooi.
Volgens het aantal vangpijpen
Hoe meer vangpijpen of plassen, des te meer kans op succes; de kooiker kon immers vaker vangen en meer pijpen tegelijkertijd gebruiken. Maar dit betekende ook meer werk en hogere onderhoudskosten. Tegenwoordig is, om de kosten te reduceren, zowel de lengte als het aantal vangpijpen sterk gereduceerd. Hoewel 90 procent van de huidige eendenkooien van het karakteristieke roggenei-type is, is daarnaast een grote variatie aanwezig, zoals zeshoekige kooiplassen, achtpijpskooien, kleine driehoekige driepijpskooien en halfkooien met twee vangpijpen.
Volgens de geografische ligging en het herkomstgebied van de vangst
Naast de verschillende regionale types zijn kooien ook naar ligging en vangstherkomst te onderscheiden, namelijk in land-, rivier- en zeekooien. Landkooien liggen in het binnenland, meestal in de open natte polders. De rivierkooien liggen in het rivierengebied. Zeekooien liggen dicht bij de kust. Deze laatste kennen een lang vangseizoen en vangen vooral trekeenden, bijvoorbeeld wintertalingen. Dit geldt ook voor de Waddenkooien die op de Waddeneilanden liggen.
Naar het vangstseizoen en de vangst
Als meer dan de helft van het aantal eenden vóór 1 november gevangen wordt, spreken we van een zomerkooi. Winterkooien vangen vooral in de wintermaanden. Ook zijn er zogenaamde blauwgoedkooien. Blauwgoed is de verzamelnaam voor alle soorten eenden, behalve de wilde eend. Het gaat hier vooral om smient, wintertaling, slobeend, krakeend en pijlstaart. Deze kooien zijn vandaag de dag vooral van betekenis voor onderzoeksdoeleinden. Naar functie, gebruik en eigendom
Afhankelijk van het gebruik
van de eendenkooi wordt gesproken over vangkooi (vangst benut voor consumptie) ringkooi of onderzoekskooi (vangst benut voor wetenschappelijk onderzoek). Ook bezoekerskooi is een term die veel gebruikt wordt voor eendenkooien die publiek toegankelijk zijn. Tot slot worden op basis van eigendom particuliere kooien en natuurbeschermingskooien onderscheiden. Dit begrip was oorspronkelijk nog wel van betekenis, maar is inmiddels vervaagd, omdat ook het beheer van eendenkooien in eigendom bij natuurorganisaties veelal toch weer door vrijwillige particuliere kooikers plaatsvindt